Op 9 augustus 1921 opende Isaac van IJssel (1881-1958), vader van Daniel aan de Choorstraat zijn winkel in herenkleding. Sinds zijn in 1913 gesloten huwelijk met Anna Frank uit WOUW bij Bergen op Zoom woonde hij al in Delft. In de tussenliggende periode voor de inschrijving van de winkel in 1921 ventte van IJssel waarschijnlijk met ondergoed. Het gezin van IJssel woonde met hun zoon Daniel en dochter Selma boven de winkel aan de Choorstraat. In 1934 werd van IJssels zuster Mietje gedurende een jaar in het gezin opgenomen.
De van IJssels waren gematigd orthodox en werden in 1923 na inkoping officieel als lid van de Joodse gemeente Delft ingeschreven. In juli 1931 werd van IJssel penningmeester van het kerkbestuur. De zaken gingen kennelijk voorspoedig want in 1932 kocht van IJssel samen met een bevriende boekhandelaar D Garnade een aan de Willemstraat gelegen perseel grond met opstal. In datzelfde jaar ging hij zich ook toeleggen op het importeren van kostuums. Waarschijnlijk rond deze tijd ging de zaak Herenkledingmagazijn “De Adelaar” heten. Hoewel de crisis hem ook zeker getroffen zal hebben waren hier niet zoveel aanwijzingen voor te vinden. Wellicht had hij er zelfs profijt van door goedkoop een vervallen pand aan de Jacob Gerrit straat aan te kopen. In 1936 werd het gesloopt en in van IJssels opdracht herbouwd tot winkel met woonhuis. Wel daalde zijn inkomen, maar in 1936 verhuisde de heer en mevrouw van IJssel samen met hun dochter Selma naar de Insulindeweg 262. In die jaren betekende wonen aan de rand van de stad een verbetering. Van IJssel zal het druk gehad hebben. Zijn zoon Daan voetbalde in zijn jonge jaren bij D.V.C. Zondags stond van IJssel wel aan de lijn te kijken naar het spel van zijn zoon. Later werd Daan van IJssel aldus herdacht door deze voetbal vereniging: Daan van IJssel en zijn jonge vrouw zijn omgekomen in Auschwitz. Droevig einde van een der levendigsten en vrolijksten onder ons, die van zijn schoolbanken af DVC trouw en welgezind was. Vader van IJSSEl kreeg na de oorlog altijd vrijkaarten.
Zoon Daniel trok later bij volwassen wording met zijn Zandvoortse jonge vrouw Serlina Vedder in het huis boven de zaak. Hun kind Isaac Bernard van IJssel (PUM) werd er op 22 juli 1938 geboren. Aangezien Daan al in de winkel werkzaam was, lag het voor de hand dat hij de zaak te zijner tijd zou voortzetten. De geschiedenis heeft echter anders beslist. De tweede wereldoorlog en de daarmee gepaard gaande jodenvervolging gaven een andere wending aan het bestaan. In de beginjaren van de oorlog was Daan van IJssel contactpersoon van de JCC de Joodse Coordinatie Commissie, later Joodse raad. De Duitsers wilden met deze raad een instrument in handen hebben waarmee zij de Joden hun eisen konden kenbaar maken. De medewerkers van de Joodse Raad hebben een tijdlang bescherming genoten tegen deportatie, deze bescherming stopte echter medio 1943. De hele familie van IJssel is toen ondergedoken. Er is een brief bewaard van Daan van Ijssel aan zijn ouders op moment van onderduik. Hij doet in die brief voorkomen of hij met zijn gezin het land verlaat. Aangezien onderduiken met een klein kind zeer moeilijk te realiseren was, werd Daans zoontje door dominee Fokkema veilig ondergebracht. Pum van IJssel zou de oorlog doorkomen, zijn ouders zijn opgepakt en komen om.
Pum van IJssel
De heer en mevrouw van IJssel hadden hun zoon Daniel, tevens beoogd opvolger en hun schoondochter verloren. Het relaas van hun kleinzoon als oorlogspleegkind is als volgt.
Pum van IJssel werd op een tip van mevrouw Schonbach-Garnade gevonden na de oorlog. In de zomer van 1945 heeft zijn grootvader hem huilend opgehaald op zijn laatste onderduik adres in Stein in Zuid Limburg. Bij dit onderduikgezin was hij ‘het kleintje’ en werd er verwend, zeg maar verpest, zo meent hij nu. De overgang en de aanpassing aan voor hem vreemde mensen in Delft was voor het zevenjarige jongetje erg moeilijk. In Delft kwam hij in huis bij tante Selma, de enige zuster van zijn omgekomen vader en haar man. Zelf had het echtpaar geen kinderen. Van het begin af was de verstandhouding moeilijk omdat tante graag een meisje had gehad en Pum lastig was in de omgang.
Al in 1947 kwam hij terecht in het circuit van Joodse kindertehuizen, eerst in Amsterdam en later in de Bergstichting in Laren. Hij behoorde daar tot een groepje van twaalf oudere kinderen, die in een apart gebouwtje woonden. Hij vond er zijn vriendjes, voetbalde en ging naar de Joodse lagere school in Amsterdam. Nadat hij tijdens zijn verblijf in Delft al in Rijswijk met wat kinderen Joodse les had gehad, werd hem in de orthodoxe tehuizen veel kennis op Joods gebied bijgebracht. Zijn bar mitswa deed hij in Den Haag, waar zijn grootvader gewend was naar de sjoel te gaan. Zijn leefwereld was echter in Amsterdam en in de Bergstichting. Soms bracht hij zijn weekends door bij zijn opa, waar hij een goede verstandhouding mee had en altijd voor geld kon aankloppen. Als Pum op vrijdagavond kwam eten, moest oma- tegen het vaste patroon in- altijd wachten tot hij er was. Zijn grootvader heeft wel problemen gehad met OPK en de Joodse voogdijvereniging. Pum denkt dat het vooral om geld ging. In de periode dat hij in het jongenstehuis zat bleek de administratie zo slecht dat er een paar keer een rekening voor dezelfde bril werd verzonden. Deze bril was bovendien gewoon in Delft voor hem gekocht…
Klik hier voor het interview met Pum van IJssel
De heer van IJssel, vader van Daniel overleefde met zijn vrouw en dochter de oorlog en werd op 8 augustus 1945 in zijn oude rechten hersteld, hetgeen betekende dat hij tenminste zijn zaak aan de Choorstraat weer op orde kon brengen. Goederen om te verkopen was natuurlijk een ander verhaal. Toch kwam al vrij snel herstel want op 15 januari 1953 kon hij een mooi bedrijf van drie panden naast elkaar overdragen aan zijn schoonzoon Max van Esso. Zelf trok hij zich terug. Het noodlot sloeg kort daarna weer toe: ruim een jaar later overleed Van Esso op 31 jarige leeftijd aan een hersenbloeding. Selma van Esso-van IJssel tekende als nieuwe eigenaresse en kwam haar vader in de zaak bijstaan. Het was de bedoeling dat Pum later het bedrijf zou overnemen. Daartoe volgde hij ook zijn opleiding in de detailhandel.
In zijn vrije tijd ging van IJssel wel vissen met andere winkeliers uit de Choorstraat, die ‘goed’ waren geweest in de oorlog. Dit criterium zou het sociale verkeer van Joden met anderen nog lange tijd blijven beheersen. Na het overlijden van de heer van IJssel werd het bedrijf op een zacht pitje voortgezet, aangezien de enige firmante in 1959 hertrouwde en in Bussum ging wonen. In feite werd het bedrijf geleid door de bedrijfsleider Alexander Rippe, die veel voor de familie heeft gedaan. In 1962 bij het overlijden van dochter Selma omvatte kledingmagazijn “De Adelaar” slechts het oorspronkelijke pand aan de Choorstraat 46. Op 31 januari 1969 staakte haar weduwnaar alle activiteiten en detail. Door zijn toedoen en onder zijn invloed had Pum het nakijken wat betreft de winkel. Hij moest maar elders zien zijn kostje bij elkaar te scharrelen. Niemand heeft na de oorlog goed oog gehad voor Pums belangen. Hij heeft nooit de plek ingenomen in plaats van zijn overleden vader. Verdrietig.
Frido Schonbach maakte in de jaren na de oorlog de familie van nabij mee. Hij woonde in Rijswijk maar ging in Delft op school. Tussen de middag at hij zijn boterhammetjes op bij mevrouw Van Esso-van IJssel. Zo overbrugde de vriendschap van zijn grootouders Garnade met de Van IJssels de generaties.
DANIEL VAN IJSSEL
GEB. 1914
GEDEPORTEERD 1943
WESTERBORK
VERMOORD 6-12-1944
AUSCHWITZ
SERLINA
VAN IJSSEL-VEDDER
GEB. 1915
GEDEPORTEERD 1943
WESTERBORK
VERMOORD 22-10-1943
AUSCHWITZ