Alexander Abraham de Roode was koopman, hij vluchtte met zijn vrouw naar Delft na het bombardement op Rotterdam in de meidagen van 1940. Ze hadden één dochter Johanna (1910), die een relatie had met Simon den Hartog en in Rotterdam bleef (ook zij is in de oorlog omgekomen in 1942) en een zoon Heijman Abraham, die meeging naar Delft.
Alexander met vrouw en zoon bleven in Delft. Hij werd op 5 maart 1943 uit het Sint-Jorisgasthuis in Delft gehaald en gedeporteerd. De geneesheer-directeur wilde zijn patiënten niet meegeven, het ging om vier Joodse patiënten. Hij gaf de politiemannen hierover een schriftelijke verklaring, maar twee uur later kwamen de agenten terug met een politiebusje en eisten de patiënten op. Ze moesten mee naar het politiebureau. Verplegend personeel ging mee.